maandag 5 juli 2010

Twee

De twee jonge obers begroeten elkaar elke keer met een geheimzinnige glimlach als ze elkaar kruisen. Niemand in het restaurant lijkt het te merken. Tenmidden de jammerende toeristen, het aan- en afvoeren van goedkope wijn en het gebrul van de hotelchef, is dit hun momentje. De manier dat hun ranke lichamen zich weer uit elkaar haasten, verraadt dat ze er nog niet helemaal vetrouwd mee zijn. Hun bewegingen te klein voor hun ledematen. Ik schat ze achttien of negentien.

De jongen met het donkerste vel wendt angstig zijn blik af als hij me tijdens het onbijt geamuseerd hun momentje ziet delen. Ik wil hem zeggen dat het allemaal zo erg niet is.

De avond voor ik uitcheck zit ik nog even langs het zwembad om me heen te staren. Alle toeristen zitten voor de tv. Al het personeel zit voor de tv. De waterfilter mort en pruttelt. Achter een donker raam zie ik hoe twee jongens elkaar kruisen. Schichtig wisselen ze een kus. Ik merk hoe een van hen een seconde zijn ogen sluit.

Daarna jagen hun ranke lichamen zich uit elkaar op een manier die verraad dat ze er nog niet helemaal vertrouwd mee zijn. Ik schat ze achttien of negentien.

Ik wil hen zeggen dat het allemaal zo erg niet is.

De Badmeester

De badmeester vist de bladeren uit het zwembad; dat is zijn job. Hij staat langs het water met die lange stok van hem.

Als een van de bomen rondom een blad lost, gaat hij als volgt te werk: hij pakt zijn lange stok en vist het eruit. Dat is zijn job.

Als het zwembad proper is, houdt hij het in de gaten. Met zijn lange stok in de aanslag kijkt hij bezorgd toe. Hij is er niet gerust op. Er moest maar eens een blad lossen. Ook dat is zijn job.

Ik neem aan de hij overdag fantaseert over een uniform en 's nachts droomt over fooien. Over een schouderklopje of een beloning voor het goede werk. Misschien verdenkt hij zichzelf ervan zich niet hard genoeg in te zetten.

De dag erop probeert 'ie dus beter. Hij ontwikkelt nieuwe technieken voor het vissen, kan het vallen van de bladeren intussen al voorspellen aan de hand van de wind.

Want de badmeester vist de bladeren uit het zwembad; dat is zijn job.

Nu al veertig jaar.

Negers

De dame achter de balie vroeg me of ik al van negers gehoord had.

Ik knikte; dat had ik. Ze bewoog haar hoofd naar links en recht op een manier die men tragisch kon noemen. 'Tsss,' zei ze. 'Negers.'

Ik wachtte geduldig tot ze mijn paspoort zou afstempelen. In plaats daarvan keek ze argwanend naar de zwarte jongeman in de verte.

'Negers.'

'Ja,' zei ik.

'Hebt u negers in Belgie?'

'Eh.'

Ze glimlachte haar parelwitte tanden bloot en knikte gedecideerd. 'Ooit kom ik naar Belgie.' Haar geschater tuimelde door de marmeren hal. De jongeman in de verte keek om. Gealarmeerd trok ze een wenkbrauw op en snoof in de lucht.

Haar zwarte hand zweefde nog steeds boven het rode boekje.

Onze ogen ontmoetten elkaar. Nu glimlachte ook ik. Wat kan een mens anders?